-
1 come to blows
slaags raken -
2 exchange blows
slaags raken -
3 grapple
n. het worstelen, het slaags raken; rel, opstootje--------v. worstelen; vasthouden (in worstelen)[ græpl]♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉 -
4 clash
n. klap; conflict--------v. kloppen; botsen, aanrijdenclash1[ klæsj] 〈 zelfstandig naamwoord〉♦voorbeelden:1 a clash of opinions • verschil van mening, botsing der meningen————————clash2〈 werkwoord〉2 tegenstrijdig zijn ⇒ botsen, in conflict zijn/raken♦voorbeelden: -
5 bandy blows
-
6 bandy
adj. met o-benen--------v. heen en weer smijten; (uit)wisselen; rondbazuinen; ruzie makenbandy1[ bændie] 〈 bijvoeglijk naamwoord〉————————bandy2〈werkwoord; bandied〉1 heen en weer doen bewegen/gooien♦voorbeelden:bandy words with someone • ruzie maken/woorden hebben met iemandhave one's name bandied about • voortdurend genoemd wordenthe news was quickly bandied about • het nieuws ging als een lopend vuurtje -
7 blow
n. klap, slag; windvlaag--------v. blazen; opblazen; waaien; fluiten; laten knallen; ontspruitenblow1[ bloo] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 wind(vlaag) ⇒ rukwind; storm, stijve/stevige bries2 slag ⇒ klap, mep3 (tegen)slag ⇒ ramp, schok♦voorbeelden:he struck a blow against/for democracy • hij gaf de democratie een fe knauw/hielp de democratie een stap vooruitat/with a (single)/one blow • in één klap/pogingblow by blow account • gedetailleerd verslagwithout (striking) a blow • zonder slag of stoot, zonder geweld————————blow21 (uit)blazen ⇒ fluiten, weerken; (uit)waaien, dwarrelen, wapperen2 hijgen ⇒ blazen, puffen♦voorbeelden:the bugle blows • de hoorn (weer)ktthe whistle blows • het fluitje gaatblow down • neergeblazen worden, omwaaienthe scandal will blow over • het schandaal zal wel overwaaienII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 blazen (op, door) ⇒ aan/af/op/rond/uit/wegblazen; snuiten 〈 neus〉; doen wapperen, doen dwarrelen3 bespelen ⇒ blazen op, spelen op♦voorbeelden:the door was blown open • de deur waaide openit's blowing (up) a gale/storm • het stormt, het gaat stormenblow glass • glasblazenthe wind blew her hair • de wind woei door haar haarthe wind blew the trees down • de wind blies de bomen om(ver)blow off • wegblazen, doen wegwaaien; afblazen, laten ontsnappen 〈 stoom〉blow over • om(ver)blazen, doen omwaaienthe tank was blown to pieces/glory • de tank werd aan stukken gereten3 blow the whistle • op het fluitje blazen, fluiten4 you blew it • je hebt het verknald/verpest6 blow the cost! • wat kunnen mij de kosten schelen!I'll be blowed if I'll do it • ik verdom het, ze kunnen me de pot opblow it • verdoriewell, I'm blowed • wel heb je me nou!, wat zeg je me daar van!¶ blow abroad • ruchtbaar maken, als gerucht verspreiden -
8 come to/exchange blows
come to/exchange blows
Перевод: с английского на нидерландский
с нидерландского на английский- С нидерландского на:
- Английский
- С английского на:
- Нидерландский